1) Op de vraag van prof. dr. L. Leertouwer aan dr. C. F. Beyers Naudé of hij denkt dat er nog toekomst is voor de kerk, antwoordde de laatste in 1985 in een t.v.-uitzending: “Het hangt er voor mij vanaf wat we met “kerk” bedoelen. Als we het voornamelijk hebben over het instituut, de structuur, de zichtbare traditionele symbolen, dan denk ik dat de kerk in die zin van de ene crisis in de andere terecht zal komen, totdat zij tot de erkenning zal komen dat “kerk-zijn” in de werkelijke betekenis van het woord is: daar aanwezig zijn waar Gods mensen zijn, waar het leven opnieuw ontdekt wordt, en de werkelijke betekenis van liefde, en van menselijke gemeenschap, en van zorg voor elkaar, van het zoeken naar echt zinvolle relaties, van begrip tussen mensen, niet alleen tussen christenen, maar tussen mensen in het algemeen. In die zin ben ik hoopvol over wat er allemaal gebeurt.”

2) Jacob Slavenburg schrijft in 1992 in één van zijn artikelen:
“Het griekse woord “ecclesia” wordt altijd met kerk vertaald, maar betekent ook en vooral “gemeenschap”. Jezus wilde geen kerk, maar een gemeenschap van op zijn leer afgestemde zielen. Voor zover een kerk(genootschap) aan die voorwaarde voldoet en als middel fungeert om in volledige vrijheid en openheid tot de werkelijke diepte van die leer door te dringen, dan kan zo’n kerk, ook nu nog, heel waardevol zijn. Als zij mensen inspireert, in plaats van verbiedt, als zij liefde uitstraalt, in plaats van macht door middel van dogma’s en wetten, dan kan zo’n gemeenschap een zegen zijn. Zo niet, dan houdt zij de mens alleen maar af van zijn vermogen tot groei naar eigen verantwoordelijkheid.”

3) Het verval van de kerken treedt steeds daar en dan op als zelfzucht en eigenliefde de plaats van de liefde hebben ingenomen. In de kerken is men erg bezig met de “vele dingen” volgens Lucas 10: 41+ 42. Of zoals Fons Jansen zegt: “Zoals partijen hun handen vol hebben aan het partij-zijn, zo hebben kerken het hoofdzakelijk druk met kerk-zijn.”

4) Paulus schrijft over de noodzaak van de relatie met Christus om gemeente te kunnen zijn aan de christenen in Filippi (3: 7-11): “Wat voor mij winst was, ben ik om Christus gaan beschouwen als verlies. Sterker nog, ik beschouw alles als verlies, want het kennen van mijn Heer Jezus gaat alles te boven. Om hem heb ik alles prijs gegeven, en ik beschouw het als vuilnis als het erom gaat Christus te winnen en één te zijn met hem. Mijn gerechtigheid steunt niet op de wet, maar op het geloof in Christus. Zij komt van God en steunt op het geloof. Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding en de gemeenschap met zijn lijden. Ik wil steeds meer op hem gaan lijken in zijn dood, om eens te mogen komen tot de opstanding uit de doden.”

5) Paulus schrijft over de noodzaak van de relatie met elkaar om gemeente te kunnen zijn aan de Galaten (3: 26-29): “U bent allemaal kinderen van God door het geloof in Jezus Christus. Want allemaal bent u in Jezus Christus gedoopt, met Christus bekleed. Er is geen Jood of Griek meer, er is geen slaaf of vrije, het is niet man en vrouw; u bent allemaal één in Jezus Christus.”

6) Kerkzijn vraagt tevens om een relatie met de wereld, zoals we uit de Handelingen van de apostelen kunnen lezen (4: 32-34): “De grote groep van gelovigen was één van hart en ziel en er was niemand, die iets zijn eigendom noemde. Integendeel, alles stond ter beschikking van de gemeenschap. Met grote kracht legden de apostelen getuigenis af van de opstanding van de Heer Jezus, en zij werden allen rijkelijk begunstigd. Er was immers niemand onder hen die gebrek leed, want allen die grond of huizen bezaten verkochten hun bezit, gingen met de opbrengst naar de apostelen en legden die aan hun voeten. Daarvan werd uitgedeeld aan een ieder al naar gelang hij nodig had.”

7) In Haushaltung Gottes, deel I, 4, 9-12, schrijft Jakob Lorber over de ware kerk: “Zeg het mijn kinderen en allen, van welke religie zij ook zijn, rooms-katholieken of protestanten, joden of turken, brahmanen of duistere heidenen – kortom voor allen wordt gezegd: Er is op aarde slechts één ware kerk en deze is de liefde tot mij in mijn zoon. Deze liefde is de heilige Geest in u en maakt zich aan u bekend door mijn levende woord. En zo ben ik in u, en uw ziel, waarvan het hart mijn woonplaats is, is de enige ware kerk op aarde. In haar alleen is eeuwig leven, en zij is de alleenzaligmakende.
Want zie, ik ben de Heer over alles wat bestaat. Ik ben God, de eeuwige en machtige en als zodanig ben ik ook uw vader, de heilige en liefdevolste. En dit alles ben ik in het woord. Als u daarop let en daarnaar doet, hebt u het in u opgenomen. Dan wordt het in u levend en verheft het u boven u zelf en maakt u vrij. U bent dan niet meer onder de wet, maar daar boven in het licht. En dat is de zaligheid of het rijk Gods in u of de alleen-zaligmakende kerk op aarde, en in geen andere is het eeuwige leven dan alleen maar in deze. Of meent u dat ik woon binnen de muren, of in de ceremonie, of in het gebed of in de verering? O neen, dan vergist u zich zeer. Want daar ben ik nergens, maar alleen waar de liefde is, daar ben ik ook.”

8) In “Predikingen van de Heer” schrijft Gottfried Mayerhofer: “Nu is het tijdstip gekomen waarop het grote gebouw van de priesterheerschappij, zoals eens de muur van Jericho, door de bazuinstoten van mijn goddelijke leer omver geworpen wordt, opdat de wachtende blinden achter deze muren het vrije uitzicht zullen krijgen over het dal van de Jordaan, in wiens golven ik mij eens liet dopen en waar de stem uit de hemel klonk: “Deze is mijn zoon, in wie ik mijn welbehagen heb.” (= toespeling op Luc. 18: 35-43, waar de genezing van de blinde verhaald wordt, die aan de weg in de buurt van Jericho zat te bedelen.)

9) In “Zo gij niet wordt als kinderen” schrijft Irmgard Kuhlmann: “Hoe kunnen de kerken de goddelijke opdracht aan de mensen vervullen zonder onderzoek te doen naar wat bekend is over het leven voor en na dit leven en het resultaat daarvan als een hartverwarmende troost aan de angstige en verloren mensheid doen toekomen? Dit is des te verwonderlijker als men bedenkt dat juist deze factor een onbeperkt onderdeel is van alle wereldgodsdiensten. Wat is dan de reden van deze (opzettelijke) verwaarlozing?”

10) Een kerk die niet tot liefde inspireert
heeft een verborgen altaar
dat niet het doel dient
waarvoor God het heeft bestemd. (Helen Schucman)

11) Prof.dr.J.Sperna Weiland schreef in Vrij Zicht van februari 1996: “In de moderne cultuur is de rangorde van waarden in de war geraakt en daardoor raken wij allemaal in de war. De kerk is de ruimte, waarin de mensen zeven dagen per week volhardend en tegen zichzelf in op zoek zijn naar een leven in overeenstemming met de rangorde van waarden van het evangelie, die in de moderne cultuur in vergetelheid is geraakt. In een wereld, waarin het eerste het laatste is geworden, zoeken we de weg terug naar het eerste. “Zoek eerst Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid” (Matth. 6: 33), de woorden van de bergrede staan de ware kerk in het geheugen gegrift. Het gaat de ware kerk niet om de kerk, maar om het wereldomvattende koninkrijk. Daarbij horen woorden als liefde, vrede, vrijheid. En alleen wie zijn leven (zijn psyche staat er in het grieks) zal willen verliezen, zal het behouden. Wanneer dat er niet is, is de kerk een nutteloos ornament. In dat geval moet je je hart vasthouden voor de cultuur.”

12) Begin jaren zestig zei bisschop G. de Vet van Breda al: “dat hij in dienst stond van de mensen binnen en buiten de kerk, maar niet van de kerkelijke structuren als zodanig. Het zou een verkeerde zielszorg zijn, wanneer men de mensen aan hun lot zou overlaten om de structuren te redden.”

13) De bekende Amerikaanse profeet Edgar Cayce (1877-1945) benadrukte dat religie geen zaak was van het behoren tot een kerk, maar dat “de kerk in jezelf is”. Hij adviseerde dat men zich bij een kerk zou aansluiten, niet omdat het gepast is, maar omdat “men daar het beste kan dienen”. “De kerk is niet in een paus of in een predikant of in een gebouw maar in jezelf. Want je lichaam is de tempel van de levende God en de Christus wordt een persoonlijke gezel in geest en lichaam”. “De woonstede Gods is bij de mensen”. (Openbaringen 21:4)

14) “Niet de organisatie van de kerk moet centraal staan, maar de behoefte van de bezoekers” zegt ds. Jaap Smits, directeur van KPMG Ethics & Integrity Consulting in Intermediair van 16 december 1999.

15) “De kerkelijke discussies worden door het aandragen van waarheidsclaims steeds weer versleept naar de objectiviteitspool. We zouden daarom moeten opkomen voor de uitdaging, de warmte, de ruimte, de geloofwaardigheid (authenticiteit) en de plausibiliteit van het geloofsleven. Maar vooral ook voor de helende werking van de kerkelijke gemeenschapsvorming. En dat vraagt om nieuwe inspirerende vormen van kerkzijn: zo min mogelijk organisatie; zo min mogelijk dwang en bureaucratie. En in plaats daarvan: open centra van geloofsbezinning en geloofsverdieping. Met veel ruimte voor inbreng van individuele participanten.” (prof.dr.G.D.J.Dingemans)

16) Hoe komt het dat de kerk niet langer de rots is, die de storm van alle tijden trotseert en die zich steeds meer in de wereld zou uitbreiden? Dat komt omdat ze afstand heeft gedaan van haar religieuze roeping, die bestond uit het afstand doen van gezin en werk en andere wereldse zaken, zoals uit het voorbeeld van de discipelen blijkt. Het zich enkel en alleen aan de belangen van God wijden is het glorieuze begin van de kerk geweest. De apostelen hebben de weg geopend, waarop in de loop der eeuwen een onafgebroken stoet van duizenden mensen hen als hun opvolgers gevolgd zijn. (Carmela Negri Carabelli, 1910-1978)

17) Het verdwijnen van de geldigheid van christelijke normen en de daarmee gepaard gaande ontkenning van transcendente waarheden heeft ook bij de kerken geen halt gehouden. Men heeft zich consequent afgesloten voor profetische stemmen. Daartegenover heeft men de poorten geopend voor de ongeest van geloofstwijfel. Atheisten in geestelijk gewaad geven binnen en buiten de kerk steeds vaker de toon aan, en steeds minder christenen schromen om daar gehoor aan te geven. Stemmen, die het bestaan van God, de goddelijkheid van Jezus of de verplichtingen van de geboden ter discussie stellen, beleven tegenwoordig een hoogconjunctuur. (Ralf Schuchardt: “Allein die Bibel?” 1997)

18) In zeecker Stamboeck

De Kercke dien ghij blincken ziet
Van toets en marmersteen en gout
Dat is de rechte Kercke niet
O neen, Godts Kerck is steen noch hout:
Het is al vrij aen schooner werck,
‘t Welck niemant met de vinger toont:
‘t geloovig hart is Jesus Kerck
Daer Godt door zijnen geest in Woont.

(Dit gedicht is geschreven door Joost van den Vondel, gedrukt in 1658.)

19) Het ontbreekt de kerk aan een gemeenschappelijk referentiekader. Er is in de kerk geen algemeen aanvaarde theologie, maar de liturgie en de woordverkondiging kunnen een epifanisch krachtveld oproepen waarin Aanwezigheid wordt ervaren. (J. J. Suurmond, Van religie naar geloof. Een essay over de kerk en het individualisme. Kok/Kampen 1999.)

20) Hoe sterk is in deze tijd nog de kracht van woorden? Vinden woorden nog gehoor in een samenleving die vooral door een beeldcultuur wordt gekenmerkt? Een relevante, misschien zelfs nijpende, vraag: “Vindt het Woord nog gehoor?” Durft de kerk wel met het geheim naar buiten te treden? De kerk is volgens prof. dr. Arjo Klamer van de Erasmusuniversiteit te Rotterdam de bewaarster van het geheimeniskarakter van het geloof, van de verwondering, de mystiek, het geheim. Investeert de kerk voldoende om daarmee naar buiten te treden?
Guido Gezelle schreef:
“Sterk zij de tale der woorden.”
Mij spreekt de blomme een tale,
mij is het kruid beleefd,
mij groet het altemale,
dat God geschapen heeft!

21) De verkondiging van Joachim van Fiore (overl. 1202) was gericht op het tijdperk van de geest. Daarbij zag hij de uiterlijke kerk overgaan in een innerlijke kerk van de geest, die dan de dienst van priesters en ceremoniën niet meer nodig heeft. De theologische speculatie zou naar zijn mening overgaan in het schouwen van God.

22) Emanuel Swedenborg (1688-1772) verklaarde dat er in zijn dagen een nieuw tijdperk is begonnen, waarin de institutionele kerk der ambten door een nieuwe kerk zou worden afgelost waarbij de oorspronkelijke waarheid van het goddelijke woord weer levend naar voren zal komen en waarbij de verbinding van de mens met God weer een nieuw draagkrachtig fundament zal vormen. De kerk van de Heer is niet op deze of op een andere plaats, maar is daar waar mensen een leven leiden volgens de geboden.
Swedenborg schreef: “Zoals liefde en geloof bij elkaar horen en de hemel maken, zo maken ook liefde en geloof de kerk. Enkel en alleen de leer maakt bij de mens nog niet de kerk, maar wel een leven dat met deze leer in overeenstemming is. Daaruit volgt, dat niet alleen het geloof de kerk maakt, maar een leven van het geloof dat uit daadwerkelijke liefde bestaat. De echte leer is de leer van de daadwerkelijke liefde en het geloof tegelijk, en niet een geloofsleer zonder liefde.”
De trinitaire voorstelling van God, zoals die door de kerken verkondigd wordt, is volgens Swedenborg niet in overeenstemming met het bijbelse getuigenis van de waarheid. Een leer van “drie personen” vervalst de eenheid van God. Er is slechts één God, die zich op drievoudige wijze geopenbaard heeft. De kerken geloven dat ze met de bijbel alle woorden van God bezitten en geen verdere openbaring nodig hebben. De kerken hebben er de voorkeur aan gegeven om de unieke hemelse gaven te negeren.
Swedenborg schreef: “Als erkend zou worden dat het de liefde tot de Heer en de naaste is waarover de profeten spreken en dat het wezenlijke van alle leren en godservaring is, dan zou het hart verlicht worden door ontelbaar veel in de heilige Schrift, wat anders in het duister van een valse leer verborgen blijft. Dan zouden de dwaalleren verstrooid worden en uit de vele zou één kerk ontstaan, hoezeer de leervoorschriften ook zouden verschillen. Allen zouden dan als één mens door de Heer worden geregeerd, want zij zouden zijn als de leden en organen van één lichaam………Dan zou ieder, van welke leer en welke godsdienst hij ook mocht zijn, zeggen: “Hij is mijn broeder. Ik zie dat hij de Heer vereert en dat hij goed is.”……….
De kerk is de hemel van de Heer op aarde. De veelsoortigheid in zijn verering tengevolge van de veelsoortigheid van het goede brengt geen nadeel, maar voordeel: de volmaaktheid van de hemel berust daarop.”

23) Günther K. Holderer (1937) zei in zijn lezing op 13 maart 2002 te Drachten:
“De verschillen tussen de hedendaagse kerken zijn door mensen gemaakt. Omdat in deze tijd het inzicht in het leven bij de mens van binnenuit groeit, is een uiterlijke kerk niet nodig, laat staan verschillende kerken.”

24) Carl Welkisch (1888-1984) noteerde op 24 mei 1949: “Het is niet Gods wil dat mensen bij het ABC van de kerken blijven stilstaan.” Voorts proefde hij op 12 april 1952, een stille zaterdag, de sfeer van de kerk doordat hij de zieletoestand van een gelovige katholiek mocht beleven. Daarbij kwam er een volledige rust over hem met een gevoel van geborgenheid als van thuis, zoals een kind die zich op de schoot en in de armen van zijn moeder bevindt. Wat hebben de mensen, die op deze wijze vertrouwend kunnen geloven, het toch mooi en gemakkelijk. Daarbij zei Christus tegen hem: “De geborgenheid, die jij alleen in de vereniging met God in de schoot van de Vader kunt vinden, beleeft een gelovige christen reeds in de moederschoot van de kerk. Voor wie de rechtstreekse verbinding met God nog niet kan bereiken, is de kerk de middelares tot mij en de Vader.” Zo heeft de kerk voor het merendeel van de christenen een grote betekenis en is ze niet uit het leven van de christelijke volkeren weg te denken. (aldus Carl Welkisch in: “In het vuur van Gods geest”, uitgegeven door De Ster in Tilburg in 2002)

25) In de bijbel vind je allerhande tegenstrijdigheden, maar de theologische praktijk, de traditie, de kerkelijke macht heeft geprobeerd alles kloppend te maken, of anders toch dwingend sommige onbegrijpelijke oplossingen op te leggen, zoals dat van de drie-enige God. (Marjoleine de Vos in NRC-Handelsblad van 30-6-2003)

26) Het onderscheidingsvermogen wordt van binnenuit geboren, in tegenstelling tot wat eeuwenlang het geval is geweest, namelijk dat de kerkelijke autoriteit de mens dicteerde wat goed was en wat niet. Het houdt tevens een oproep in om zich los te maken van iedere vorm van (uiterlijke) afhankelijkheid. (Roelof Tichelaar in zijn boek Het Nieuwe Testament bij nader inzien.)

27) De kerk van Christus telt niet veel aanhangers meer,
en hoe meer de liefde onder de mensen verkoelt,
des te kleiner zal de schare van de ware christenen worden,
omdat de liefde onvoorwaardelijk moet worden beoefend
om als waar christen te gelden en om de mensen
een lichtend voorbeeld te zijn voor de ware kerk op aarde.
Voor de kerk van Christus is geen officieel lidmaatschap
van een kerkgenootschap vereist,
maar alleen een leven van liefde volgens de goddelijke
geboden, die de liefde als eerste vereiste hebben.
Die kerk zal dan ook het zekerste teken zijn,
dat bewijst Wie de Stichter ervan is, namelijk:
het werkzaam zijn van de Geest in alle leden.
De kerk van Christus is geen uiterlijk herkenbare instelling,
ze is alleen maar de aaneensluiting van diep gelovige mensen
die in de innigste verbinding met de Stichter van die kerk,
met Jezus Christus staan en daardoor ook door zijn
geest verlicht, geleid en vervuld worden.
En die net als de discipelen van Jezus op aarde
ongewone werken kunnen verrichten,
met de hun gegeven geestkracht.
(Bertha Dudde, 1891 – 1965, op 18-9-1953)

28) De kerk heeft de ziel van de moderne mensen geen voedsel meer te bieden. Maar die willen nog stééds weten waartoe ze op aarde zijn, het bestaan blijft een mysterie. Daarom gaan ze naar psychologen, therapeuten, leesgroepen. Of ze zoeken het in de kunst, ze gaan naar het theater, de concertzaal. Dáár worden ze in hun buik geraakt. Niet in de kerk.
Uit ‘Naar de kerk met …’, ‘Trouw’ 5 november 2001
Citaat van Tjeu van den Berk, theoloog

29) Naar de kerk of de tempel gaan moet als een sociaal fenomeen worden gezien. Religieuze instituten hebben positieve invloed op hun gemeenschap. Maar je werkelijke verlossing zul je in de denkgeest vinden. Er is geen enkele heiligheid aan enige fysieke plaats of object verbonden. Het zijn vooral symbolen. Er zijn meer dan 20.000 kerken in de wereld met elk een eigen specifieke interpretatie van het Christendom.
(Gary R. Renard in “De verdwijning van het universum” 2006)

30) 50 jaar geleden hoorde Helen Schucman de woorden: “This is a course in miracles. Please take notes.” De predikant Hugh Magee (1933) die met zijn boek “An Upgrader’s Guide” een gids voor opwaardering van de kerk schreef is een cursus-leraar. In dit boek zegt hij dat het orthodoxe christendom overbodig is geworden en dat we toe moeten naar een meer bevredigende manier van denken en zijn. Iedereen kan kritiek hebben op de bestaande overtuigingen, maar het is de kunst dit op zo’n manier te doen dat er in de plaats van het oude een beter alternatief geboden wordt. De kerk lijkt vragen te beantwoorden die niemand stelt, terwijl de echte vragen onbeantwoord blijven. Is dit de reden waarom zoveel mensen tegenwoordig minder geïnteresseerd lijken in religie dan in authentieke spiritualiteit, en die zich meer bekommeren om de waarheid dan dat ze bezig zijn met “gered worden”? Als dat klopt dan lijkt het hem dat “Een Cursus in Wonderen”, die ons een radicaal evangelie geeft voor de 21ste eeuw, een belangrijke rol heeft. En dat niet alleen voor hen die de religie min of meer de rug hebben toegekeerd, maar ook voor hen die de kerk nog waarde toekennen en die toe zijn aan een beter geloofssysteem, dus aan een opwaardering. Dat betekent dat verwarde christenen nu een manier hebben om voorwaarts te gaan, die veilig, helder en bevredigend is. Wie dan Jezus zelf, als de meester aller meesters, als autoriteit zou hebben om de student te voorzien van een manier om hem te ontwikkelen, loopt weg van de religie met wie hij zolang geïdentificeerd is. Wat de schrijver betreft is de Cursus dan ook, en hij geeft toe dat hij bevooroordeeld is, het belangrijkste boek dat ooit werd uitgegeven. En toch blijven haar boodschappen nog steeds relatief onbekend in de kerk. Het proces van het ontwaken van het goddelijk bewustzijn is geen eigendom van welke cultuur of religie of spirituele beweging dan ook, maar het geboorterecht van ieder mens. Door Gods poort zal ieder binnen treden. (MIC Magazine 1/2015)